02 april 2007

Fort Pannerden in een breder kader

Momenteel ben ik bezig met het bestuderen van literatuur over het Nederlandse defensiebeleid. Grotendeels helaas erg droge stof over politieke spelletjes en deels ook niet relevant voor mijn onderzoek, aangezien Fort Pannerden natuurlijk maar een van de vele aspecten van dit beleid is. Maar toch heeft dit onderzoek al een aantal interessante punten opgeleverd. Aangezien ik voorlopig even niet aan eigen onderzoek toekom, een kleine update.

-In de negentiende eeuw was er sprake van een enorm snelle ontwikkeling van wapens. Dat wordt in vrijwel elk boek over verdedigingswerken genoemd als verklaring voor het feit waarom forten zo snel verouderden. Maar Bevaart schrijft in zijn werk over het Nederlandse defensiebeleid tussen 1839 en 1874 dat in elk geval de ontwikkeling van het getrokken geschut al voldoende bekend was voordat men begon aan de bouw van de zogenaamde torenforten. Blijkbaar heeft men deze ontwikkeling onderschat, waardoor men uiteindelijk niet zo veel aan dit ontwerp gehad heeft. Aangezien ook Fort Pannerden nog geen 15 jaar na de bouw al onder handen genomen moet worden zou dit erop kunnen wijzen dat men ook hier steken heeft laten vallen. De website van Stichting Fort Pannerden stelt echter dat deze verbouwing van te voren gepland was en dat de zogenaamde Haxo-batterij een tijdelijke situatie was. Tot nu toe ben ik echter nog geen stukken tegen gekomen die dat onderbouwen. Wellicht dat ik hier later opheldering over kan geven.

-Al in de negentiende eeuw was er sprake van dat de marine een belangrijk deel van de taken uit zou voeren met betrekking tot de dekking van de rivieren. Het is daarom interessant om te zien dat die regeling tot in de twintigste eeuw niet gewijzigd is. Zelfs in de meidagen van 1940 is de marine actief geweest in de wateren rondom het fort, waaronder uiteraard ook de Braga. Een van de zaken waar ik nog wat meer over wil weten is hoe intensief deze samenwerking geweest is en of het ook in de negentiende eeuw al zo was dat er marinepersoneel op Fort Pannerden gestationeerd was. Het stuk van Kromhout uit 1880 vermeld alleen een halve compagnie vestingartillerie en een halve compagnie infanterie, met nog wat ondersteunend personeel zoals een arts, twee hospitaalsoldaten en de al eerder genoemde wasvrouw.

-Oorspronkelijk was het de bedoeling om bij Pannerden meerdere forten te bouwen. Deels voor het afgrendelen van de rivier, de taak van het huidige Fort Pannerden, als sperfort, maar ook om de rivierovergang voor de eigen troepen veilig te stellen, zodat deze gebruikt zou kunnen worden om uitvallen te doen of juist om troepen terug te kunnen trekken via deze route. Hoewel er wel forten zijn in de buurt van Fort Pannerden, zoals Fort Westervoort en de forten Beneden Lent en Boven Lent, was het vermoedelijk de bedoeling om nog een fort te bouwen. Misschien is het mogelijk om daar nog iets meer over te vinden.

-Volgens het onderzoek van Van Hemmen en Jansen had Fort Pannerden nog een andere belangrijke taak, namelijk het veilig stellen van de wateraanvoer via de Lek. De mogelijkheden voor inundatie werden rond de tijd dat het fort werd gebouwd verbeterd, waardoor het voortaan 'slechts' twee in plaats van vier weken zou duren voordat de inundaties gesteld zouden kunnen worden. Dit klinkt overigens erger dan het was. Men moest immers eerst maar eens zien al de troepen te mobiliseren en dan moesten die troepen zich nog verplaatsen naar het front. Al was het zo dat men met inunderen niet zou zijn begonnen tot het echt niet anders kon. Maar als men die beslissing nam hing uiteindelijk alles hing af van de wateraanvoer en Fort Pannerden had er voor moeten zorgen dat het Pannerdens Kanaal niet afgedamd kon worden. Hoewel ik dit betoog op zich wel overtuigend vind, vooral gezien de complicaties rondom het inunderen, begrijp ik niet goed hoe Fort Pannerden die taak in de praktijk had moeten uitvoeren. De rivierbatterij en de flankbatterijen zijn immers zo gebouwd dat zij, tenzij ik mij heel erg vergis in de schootsvelden, nauwelijks vuur uit kunnen brengen op het Pannerdens Kanaal. Alleen vanuit de open posities bovenop het fort, aan de kant van Doornenburg, zou men een vrij schootsveld aan die kant hebben gehad. Maar die posities waren weer uiterst kwetsbaar voor vijandelijk mortiervuur. Wellicht zouden de mortieren van het fort deels vuur kunnen hebben uitgebracht aan die kant, maar die posities kwamen er pas in 1890 en bovendien had men geen geschikte plek om veilig te gebruiken om het vuur te observeren. Als deze taak zo essentieel was, was dit dan wel de best mogelijke oplossing? Het lijkt mij namelijk niet persé noodzakelijk om een eventuele stremming van de wateraanvoer pal onder de vuurmonden van Fort Pannerden tot stand te brengen. Dit laatste punt houdt mij al een tijd bezig. Hoe had dit in de praktijk gewerkt?

Bij een eerdere gelegenheid opperde iemand in de comments dat het opstellen van artillerie bovenop het fort juist modern was, maar daar heb ik moeite mee. Hoewel het zo is dat aarde eigenlijk de beste verdediging was tegen artillerie (kostbaar metselwerk en staal gaat na een hevige beschieting immers alsnog kapot en kan door scherfwerking zelfs gevaarlijk zijn) is het volstrekt tegenstrijdig om enerzijds een fort te voorzien van staal en beton en anderzijds geschut in open opstellingen te plaatsen. Blijft het natuurlijk zo dat men dit heeft gedaan.

Mij lijkt het logisch dat men zich in Nederland op het standpunt stelde dat stevig metselwerk, staal en later ook beton, afgedekt met aarde, in die periode voldoende bestand was tegen beschietingen en eigenlijk het ideaal waren, ongeacht de kosten. Uiteindelijk is ook pas in de Eerste Wereldoorlog definitief duidelijk geworden dat zelfs de sterkste forten niet bestand waren tegen zware artillerie. Waarna men overigens vrolijk over ging op het bouwen van bunkers, maar dat terzijde. Die open opstellingen daarentegen waren mijns inziens van tijdelijke aard. Bij het naderen van de vijand zouden deze gebruikt kunnen worden wanneer de vijand nog bezig was om geschut op te stellen, maar in een latere fase, waarbij het fort uiteindelijk omsingeld was en veldgeschut inclusief mortieren in positie waren gebracht, had men die posities waarschijnlijk verlaten. Het fort kon het, op papier, tot zo'n dertig dagen uithouden. Om gebruik te kunnen maken van de vaarwegen had de vijand het fort toch moeten bestormen, met alle gevolgen van dien. De droge gracht is een perfect uitgekiende killzone, om even een moderne term te gebruiken. Met geweren en zelfs geschut kon men vuur uitbrengen op de hele gracht, dus het zou enorm veel moeite hebben gekost om deze over te komen. In het begin van de twintigste eeuw zouden mitrailleurs de gracht nog eens extra gevaarlijk hebben gemaakt. Het zou ook uiterst moeilijk zijn geweest om de verdedigers onder vuur te brengen, aangezien alle schietgaten vrij laag zitten. Ze konden dus niet direct onder vuur genomen worden en waarschijnlijk zouden zelfs mortieren niet veel uit hebben gericht. Ondertussen zou de rivierbatterij elke beweging op de rivier voorkomen, terwijl de flankbatterijen samen konden worden gebruikt om te voorkomen dat men artillerie opstelde om de rivierbatterij direct onder vuur te nemen. Alleen door de inzet van zware artillerie, of later van vliegtuigen, zou men Fort Pannerden effectief hebben kunnen bedwingen, als het ooit nodig was geweest. In de Tweede Wereldoorlog heeft men dit echter niet uitgeprobeerd, aangezien dat alleen maar tot nutteloze verliezen zou hebben geleid. Er was op 11 mei geen redelijk belang meer om Fort Pannerden langer te verdedigen.

Labels: , , ,